Authentic Dutch Textile

 

Van oudsher bestaan de zakdoeken in twee maten: kleine voor in je zak noem je mouchoirs en de grote, voor om je hals of hoofd heten foulards. In het buitenland zie je vaak de op de boerenzakdoek geïnspireerde bandana’s, die meestal iets kleiner van formaat zijn en van dunnere stof gemaakt. 

De meeste zakdoeken zijn rood, eertijds gekleurd door de wortel van de meekrapplant die vooral in Zeeland gekweekt werd. Ditzelfde rood zie je ook veel terug in Zeeuwse klederdracht. Meekrap is een van de weinige natuurlijke pigmenten die kleurecht blijft. De rode zakdoek was bedoeld voor doordeweeks gebruik. Op zondag droegen de mannen een witte met rode motieven en de vrouwen een helemaal witte zakdoek. Wit met zwart was voor de rouw en wit met donkerblauw voor de halve rouw. De patronen op de zakdoeken zijn allemaal op dezelfde manier opgebouwd: een niet al te drukke symmetrische rand rond een middenvlak vol strooimotiefjes, met soms in het midden een medaillon met een voorstelling. In de randen zijn vaak ranken en guirlandes te vinden, maar ook bloemen, stippeltjes of geometrische motieven. 

De meeste motieven zijn afkomstig van stoffen die in de 17e eeuw naar Europa kwamen uit het Verre Oosten zoals China, India en Perzië. Voorbeelden daarvan zijn gestileerde lotusbloemen, palmetten en paisley-motieven (gebogen druppelvormen). Er bestaan receptenboeken en tekeningen die teruggaan tot 1868. Veel van de oorspronkelijke ontwerpen, die nog steeds gedrukt worden, blijken al sinds het midden van de 19e eeuw te bestaan.